In september diende de VVD een motie in met het verzoek om supersnelrecht toe te passen bij op heterdaad aangehouden inbrekers. Bij supersnelrecht blijft een verdachte vastzitten, verschijnt na drie dagen voor de rechtbank en kan zijn straf direct uitzitten. De motie kreeg steun van de voltallige raad en werd door burgemeester Broertjes overgenomen. Zoals de motie hem opdroeg verzocht Broertjes vervolgens het Openbaar Ministerie om de toepassing van supersnelrecht te onderzoeken. Deze week antwoordde het Openbaar Ministerie burgemeester Broertjes per brief dat het niet over zal gaan tot de toepassing van supersnelrecht zoals in de motie verzocht.

In de brief concludeert het Arrondissementparket Midden-Nederland namens het Openbaar Ministerie als volgt; “Alles overwegende zal het OM, vanwege de ernst van het feit, de complexiteit van het onderzoek en de belangen van de slachtoffers niet overgaan tot de toepassing van supersnelrecht.”
Zonder aan de in de Trias Politica verankerde onafhankelijke positie van het Openbaar Ministerie te willen tornen zijn bij de overwegingen die tot die conclusie hebben geleid wel een paar kanttekeningen te plaatsen.

Maar daaraan voorafgaand misschien nog goed om het fenomeen inbraak kort onder de loep te nemen. Elke inbraak heeft een grote impact op degene die het overkomt. Het aantal inbraken in Nederland varieert tussen de 5 en 12 inbraken per uur. Niet voor niets wordt inbraak landelijk gezien als zogenaamde ‘High Impact Crime’ met hoge prioriteit en verscherpte aanpak. Zo ook in Hilversum waar het aantal inbraken mede dankzij die aanpak in vergelijking met vorig jaar met 40% is afgenomen. De pakkans bij inbraken in de regio is ongeveer 10% en de kans dat een inbreker opnieuw inbreekt is groot.

In haar brief schrijft het Openbaar Ministerie dat zij het slachtoffer steeds meer centraal stelt. Dat is een goede ontwikkeling. Rond de eeuwwisseling lag de focus van de strafrechtpleging nog voornamelijk op de dader en niet op het slachtoffer. De positie van en zorg voor slachtoffers is het laatste decennium sterk verbeterd. Een verbetering waar de VVD landelijk en lokaal zich ook altijd voor heeft ingezet en dat zal blijven doen. Voor de toepassing van supersnelrecht lijkt het slachtoffer het Openbaar Ministerie nu opeens in de weg te zitten.

In de motie stelde de VVD voor om het supersnelrecht toe te passen in de vakantieperiode. Volgens het Openbaar Ministerie een onoverkomelijk probleem omdat de bewoners dan niet thuis zijn om aangifte te doen en aan te geven wat is gestolen bij de inbraak. Nu kan een ieder die kennis draagt van een strafbaar feit daar aangifte van doen, een familielid of goede buur dus ook. Eenmaal terug van vakantie kan een bewoner dan precies aangeven wat is gestolen. Voor de vervolging niet direct noodzakelijk omdat het om heterdaad gaat waarbij de inbreker met de gestolen spullen wordt aangehouden in of nabij de woning. Des te opmerkelijker is dat het Openbaar Ministerie wel bereid is om met de jaarwisseling supersnelrecht toe te passen terwijl de statistiek leert dat op nieuwjaarsdag altijd een extreme piek in het aantal inbraken valt waar te nemen. De oorzaak? Veel mensen zijn niet huis op nieuwjaarsdag.

Niet genoemd in dat kader door het Openbaar Ministerie is de mogelijkheid om een andere ‘lik op stuk’ variant toe te passen: het snelrecht. Dat is het ’tragere’ broertje van supersnelrecht. Bij snelrecht vindt de voorgeleiding niet binnen drie maar zeventien dagen plaats terwijl de verdachte vast blijft zitten. Voldoende tijd om na terugkomst van de wintersport je skies eerst te laten slijpen en waxen en vervolgens thuis rustig te inventariseren wat weg is en dat op het politiebureau aanvullend te verklaren.

Wat ten slotte opvalt is dat in de overwegingen van het Openbaar Ministerie de actieve bijdrage van inwoners bij de veiligheid in hun wijk niet eenmaal wordt genoemd. Een belangrijk doel van het strafrecht, de bescherming van de samenleving blijft zo buiten overweging. Terwijl de motie stelde dat het juist aan onze actieve inwoners niet uit te leggen valt dat een inbreker met een dagvaarding op zak weer wordt heengezonden.

Alles overziend, niet direct een constructieve en meedenkende opstelling van het Arrondissementsparket Midden-Nederland. Desalniettemin stelt de laatste zin in de brief gerust. “Daarbij hanteren wij het uitganspunt dat verdachten die zijn aangehouden voor woninginbraken zoveel mogelijk in detentie blijven tot aan de zittingsdatum”. Daarmee gaat het Openbaar Ministerie verder dan de VVD motie want het geldt zo geformuleerd ook voor buiten heterdaad aangehouden inbrekers en het hele jaar door. De VVD zal burgemeester Broertjes vragen om zich door het Openbaar Ministerie actief te laten informeren wanneer dat uitgangspunt niet wordt gevolgd.

Voorlopig is die vraag ook niet overbodig. Boven het artikel Geen supersnelrecht in Hilversum in de Gooi en Eemlander van 5 november stond het artikel Gesnapte Hilversumse inbreker spreekt van ‘vette pech’. Daarin valt te lezen dat Majid A. op 22 juli een woninginbraak pleegde op de Diependaalsedrift en een week eerder was aangehouden voor een bedrijfsinbraak in de Arendstraat. De officier van justitie eist weliswaar 12 maanden gevangenisstraf waarvan 4 voorwaardelijk, maar helemaal gerust dat het Openbaar Ministerie haar uitgangspunt volgt om inbrekers zoveel mogelijk vast te houden tot de veroordeling, kunnen we dus nog niet zijn. Burgemeester Broertjes gaat op zoek naar alternatieven zo laat hij weten. Het is in het belang van onze inwoners te hopen dat het Arrondissementsparket Midden-Nederland bereid zal zijn om dat met hem te doen. De VVD zal er aandacht voor blijven vragen dat inbrekers vast blijven zitten tot de zittingsdatum.

Ruud Verkuijlen
Raadslid